De aangifte van het ministerie van Financiën tegen de Belastingdienst is het dieptepunt in de naoorlogse verhoudingen tussen rijksambtenaren en de politiek. Deze verhoudingen zijn in veel opzichten verstoord en om die te herstellen is een aantal ingrijpende maatregelen noodzakelijk. Allereerst dient de ministeriële verantwoordelijkheid te worden ingeperkt en als compensatie daarvoor zou het mogelijk moeten worden ambtenaren voor hun beleid in het parlement op het matje te roepen. Verder verdient het aanbeveling ook meer ambtelijke managers met inhoudelijke kennis aan te stellen en zouden coalitiepartijen in een nieuwe regering hun eigen topambtenaren moeten kunnen meebrengen.
door Dick van Duijn
In een uitgebreid interview met ambtenaren, bestuurders en politici op 21 en 22 febr. jl. heeft de NRC de Haagse politiek-ambtelijke verhoudingen op de pijnbank gelegd. In deze artikelen worden ambtenaren betiteld als een kaste van loyale vlek verwijderaars. De ambtenarij in Den Haag blijkt een angstige, onzekere en naar binnen gerichte wereld te zijn. Ronduit zorgelijk is de constatering dat inhoudelijke kennis en het algemeen belang het afleggen tegen de obsessieve bescherming van het imago van de minister. Voor iemand die deze ontwikkelingen ruim veertig jaar van nabij heeft gevolgd is het beeld dat hieruit naar voren komt zeer onthutsend. Spanningen waren er altijd wel maar die werden zoveel mogelijk binnenskamers gehouden. Toch kwamen er op gezette tijden problemen naar buiten. Velen zullen zich de bonnetjeskwestie herinneren op het ministerie van Veiligheid en Justitie. Of het rapport van de parlementaire onderzoekscommissie Fyra, die constateerde dat bepaalde informatie voor de Tweede Kamer “onjuist en onvolledig is of ontijdig beschikbaar komt”. En natuurlijk de recente gebeurtenissen bij de Belastingdienst over de fraude met de kinderopvangtoeslag. In de politiek werd dan ook nog al eens, als het over ambtenaren ging, gesproken van de mandarijnen, het schaduwkabinet of de vierde macht. Dat zij nu worden afgeschilderd als een kaste van vlek verwijderaars zou men zich in de Haagse ambtenarij ten zeerste moeten aantrekken. In genoemd interview blijkt dat zelfs bij ambtenaren het algemeen belang niet meer voorop staat, dat is een groot risico voor de democratische rechtsstaat.
De belangrijkste taken van ambtenaren zijn het voorbereiden en uitvoeren van het door de politiek geformuleerde beleid en het produceren van betrouwbare kennis. Kamerleden willen vaak ook graag over deze informatie beschikken omdat zij het regeringsbeleid moeten controleren. En hierin schuilt het gevaar van het verwijderen van vlekken, dat wil zeggen het achterhouden van kennis. In ons parlementaire stelsel is de controle op het functioneren van de regering in belangrijke mate gebaseerd op de politieke ministeriële verantwoordelijkheid. Dat moet waarborgen dat bewindslieden de volksvertegenwoordiging tijdig, juist en volledig informeren. Ambtenaren en de Koning zijn van deze verantwoordingsplicht uitgesloten. De bewindspersonen zijn politiek verantwoordelijk voor het beleid van hun medewerkers. Dit betekent in feite dat de carrière van bewindslieden afhankelijk kan zijn van een fout van hun ambtenaren (die bv een bonnetje kunnen kwijtraken), terwijl de ambtenaren zelf in de discussie over hun falen niet mee doen en zelfs onschendbaar lijken. De informatievoorziening door ambtenaren aan Kamerleden verloopt daarom via de bewindspersonen omdat die daar uiteindelijk politiek verantwoordelijk voor zijn. Deze verantwoordelijkheid zou daarom ten aanzien van rijksambtenaren aanzienlijk versoepeld moeten worden. Slechts informatie die geheim moet blijven vanwege veiligheid of privacy, zou hier nog onder mogen vallen. Overige informatie – ook al is die politiek gevoelig - zouden ambtenaren zonder terughoudendheid aan alle parlementariërs moeten kunnen verstrekken. Een logische consequentie hiervan is dat ambtenaren ook zelf in het parlement ter verantwoording kunnen worden geroepen. Deze meer pragmatische benadering van de ministeriële verantwoordelijkheid is geen uitzondering. Bijvoorbeeld bij zelfstandige bestuursorganen die niet hiërarchisch onder een ministerie vallen kunnen ministers of staatssecretarissen wel bij de wet verschillende verantwoordelijkheden toegewezen krijgen. Hier kunnen de politieke verantwoordelijkheden dus ook uiteen lopen. Om de ministeriële verantwoordelijkheid voor rijksambtenaren te normaliseren zouden de Engelse Select Comitees als voorbeeld kunnen worden genomen. Deze commissies bestaan uit parlementsleden en kunnen ambtenaren buiten de minister om vragen in de commissie rekenschap af te leggen of benodigde informatie te verstrekken.
In de huidige situatie moeten ambtenaren steeds vaker politiek haalbare voorstellen produceren waardoor zij meer politicus worden dan objectief beleidsadviseur. Rijksambtenaren worden bovendien vaker als procesarchitecten aangesteld en niet vanwege hun inhoudelijke deskundigheid. Doordat zodoende - en mede door bezuinigingen - veel deskundigheid verdwijnt ontstaat het gevaar dat bepaalde kennis niet meer in de Haagse burelen zal worden aangetroffen. Om er voor te zorgen dat alle beleidsterreinen toch over de vereiste deskundigheden beschikken zouden de coalitiepartijen in een volgende regering, zoals bv in de VS ook wel gebeurt, eigen topambtenaren moeten kunnen aanstellen.
Vooraanstaande auteurs zoals Herman Tjeenk Willink en Roel Kuiper betogen dat door het geringe vertrouwen in politiek en openbaar bestuur het algemeen belang en de rechtsstaat in het geding zijn. Ieder voorstel dat kan bijdragen aan verbetering van het imago van deze activiteiten verdient het daarom nader onderzocht te worden.
Dick van Duijn was als beleidsadviseur bij de rijksoverheid werkzaam
Welkom bij
Horizontalisering.nl
© 2024 Gemaakt door Jan Dirven. Verzorgd door
Je moet lid zijn van Horizontalisering.nl om reacties te kunnen toevoegen!
Wordt lid van Horizontalisering.nl